zo. 04 apr. 2021

Uit het archief | De laatste Paasvuren van Schokland…

In diverse media is en wordt geschreven over Schokland. Museum Schokland heeft een knipselarchief, dat wordt gedigitaliseerd door collega Jenny. Zo hebben we een krantenartikel uit de Maasbode gevonden van 28 maart 1959. Schokland is dan al bijna twintig jaar eiland-af en werd honderd jaar eerder ontruimd. Pasen 1859 moet voor de Schokkers een dag met een zwarte rand zijn geweest, waarvan dit artikel getuigt.

Kort voor Pasen had burgemeester G. J. Gillot van Schokland een publicatie laten aanplakken, waarin hij de “opgezetene” meedeelde, dat de ontvolking van het eiland Schokland door de minister van Binnenlandse Zaken was goedgekeurd en dat “binnen vier maanden alle eigendommen moeten zijn afgebroken en weggevoerd”.

Rond Pasen 1859 waren de bewoners van Schokland bezig hun huizen af te breken, huizen, die grotendeels van hout waren, net als die van Marken of Urk, en die stapels brandhout opleverden waar men de brand in stak, omdat toch niemand er meer iets aan zou hebben. Die brandstapels vormden de laatste Paasvuren, die op Schokland werden gestookt…

De laatste Paasvuren van Schokland…

Omstreeks Pasen, in 1859, begon 100 jaar geleden de ontruiming van Schokland.

De Maasbode, 28 maart 1959

Een ronkende tractor trekt een ploeg door vruchtbaar land, in lange, rechte voren, precies langs de terp van de Middelbuurt van het oude Schokland. Daar staat nog het oude kerkje met de pastorie, omgeven door iepen en beuken. En in de pastorie zit de laatste en enige bewoner van het huidige Schokland, de archeoloog G. D. van der Heide van de Dienst Zuiderzeewerken, in zijn studeerkamer, van waaruit hij de ploeg door de vette klei van de Noordoostpolder kan zien snijden, ongeveer in dezelfde richting, waarin vroeger schepen langs het eiland zeilden. Maar dat is lang geleden en niemand weet beter, hoe en waarom dat allemaal veranderd is, dan de heer Van der Heide. Immers, in diezelfde studeerkamer heeft hij menige studie aan Schokland gewijd, aan de tragiek van een handvol mensen in een eeuwenlange strijd tegen de zee en de ondergang van een eiland, dat als een schip op het droge zou worden. In deze dagen rond Pasen is het precies een eeuw geleden, dat op het eiland Schokland, op een zicht of iets meer dan de Overijsselse, de Gelderse of de Friese kust, werd ontruimd en dat de ondergang van de Zuiderzeeromantiek begon. Rond Pasen 1859 waren de bewoners van Schokland bezig hun huizen af te breken, huizen, die grotendeels van hout waren, net als die van Marken of Urk, en die stapels brandhout opleverden waar men de brand in stak, omdat toch niemand er meer iets aan zou hebben. Die brandstapels vormden de laatste Paasvuren, die op Schokland werden gestookt…

Kort voor Pasen had burgemeester G. J. Gillot van Schokland een publikatie laten aanplakken, waarin hij de “opgezetene” meedeelde, dat de ontvolking van het eiland Schokland door de minister van Binnenlandse Zaken was goedgekeurd en dat “binnen vier maanden alle eigendommen moeten zijn afgebroken en weggevoerd”. Enkele maanden tevoren was er een wet aangenomen, die onder meer zei: “Wij, Willem III, bij de gratie Gods enzovoort, enzovoort. Alzo Wij in overweging genomen hebbende, dat het in het belang zoo van het Rijk als van de bewoners van het eiland Schokland wenschelijk is, dit eiland door zijne bewoners te doen ontruimen; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan bij deze: art. 1. De bewoners van Schokland worden door het toekennen eener tegemoetkoming en onder aanbod om hunne onroerende goederen tegen schadeloosstelling, ten behoeve van het Rijk, over te nemen, in de gelegenheid gesteld, zich elders te vestigen”. (Tekst loopt verder onder de afbeeldingen.)

Het bericht in de Maasbode van 28 maart 1959, afbeelding 1.

 

Het bericht in de Maasbode van 28 maart 1959, afbeelding 2.

Eigenlijk had iedere bewoner van Schokland met dit alles blij moeten zijn, want al sinds mensenheugenis en van geslacht op geslacht, was het leven op het eiland weinig rooskleurig geweest. De bevolking van omstreeks zeshonderd zielen leefde onder de voortdurende dreiging van de zee en de armoede. Al in de grijze oudheid woonden er mensen in het gebied van Schokland, en in de huidige Noord-Oost-Polder, waar zich grote bewoonbare streken bevonden, die evenwel door het opdringen van de zee steeds kleiner werden en omstreeks het begin van de jaartelling nog een eiland vormden, waartoe ook Urk en Schokland behoorden. Nog later maakte de zee er twee eilanden van en met name Schokland werd voortdurend bedreigd. Men legde dijken aan, maar het hielp niet, het eiland werd steeds kleiner en vooral smaller. Tenslotte, in het begin van de vorige eeuw, was er eigenlijk niet veel meer over, dan drie terpen, die in de stormvloed van 1825 andermaal ernstig werden bedreigd. Dat was ruim een eeuw, nadat de zorgen voor de beveiliging Overijssel al zo zwaar waren gaan drukken, dat ook steun werd gevraagd aan Friesland. Men meende, dat ook dit gewest belang bij het voortbestaan van Schokland had en de steun werd in 1710 ook verleend. Intussen werden bij de stormvloed van 1825 26 huizen vernield en beschadigd. Dertien mensen verdronken en de verslagenheid was groot. Het werd toen al een onhoudbare situatie. Want bij het voortdurende gevaar kwam dan nog het feit, dat de visvangsten al jaren slecht waren en dat verreweg het grootste deel van Schoklands bevolking armlastig was.

Nog twintig jaar

De verbinding tussen de terpen van Schokland bestond uit een vijfendertig centimeter brede loopplank, die op de steunijzers van de palissaden, die de zeewering vormden, was gelegd. De toestand bleef triest, jaar in, jaar uit. In de winter van 1838 steeg de nood zo hoog, dat mensen dreigden om te komen van gebrek. En nog duurde het ruim twintig jaar, voor de Schokkers door een wet werden verdreven. Een wet moest hen scheiden van het armzalige eiland, waarop zij armoede leden, maar dat zij nochtans trouw bleven. Rond Pasen van 1859 begon de droeve uittocht van de Schokkers, van Klaas Koridon en Willem Zalm en al die anderen, Schokland werd het domein van een lichtwachter en nog een paar mensen, die er niet gemist konden worden. En, nauwelijks twintig jaar geleden werd Schokland eiland-af. Aan de oude romantiek en vergeten leed, herinneringen nu nog slechts het kerkje met de pastorie op de Middelbuurt, het kerkje, dat museum is geworden van archeologische vondsten in het Zuiderzeegebied, en dat jaarlijks door bijna 30.000 mensen wordt bezocht. En aan Schokland en de uittocht van de Schokkers wordt ook nog herinnerd door een tentoonstelling, die deze zomer wordt gehouden in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Nu rond Pasen honderd jaar na de ontruiming is het stil op Schoklands Middelbuurt, op de terp met het kerkje, de terp waarbij nog een peilschaal staat en waarlangs nog oude palissaden staan, waartegen geen water meer klotst, omdat ze in vruchtbaar land steken…

Bovenste foto: Het oude kanon, waarmee eens de bewoners voor stormvloed werden gewaarschuwd, is nu gericht op vruchtbaar land.

Onderste foto: De terp van Schoklands Middelbuurt is omringd door vruchtbaar land. behalve de terp zijn eigenlijk alleen het tot museum ingerichte kerkje en wat verweerde palissaden, van het oude Schokland over.